boodschap
Étymologie
modifierNom commun
modifierNombre | Singulier | Pluriel |
---|---|---|
Nom | boodschap | boodschappen |
Diminutif | boodschapje | boodschapjes |
boodschap \bo:d.sχap\ féminin
- Message.
daar heb ik geen boodschap aan
- cela ne me regarde pas, je n’en ai que faire, (Vulgaire) je n’en ai rien à foutre
oppassen is de boodschap
- il s’agit de faire bien attention, il s’agit d’ouvrir l’œil (et le bon)
- Course, commission.
- zij houdt ervan boodschappen doen
- elle aime faire les commissions
boodschappen gaan doen
- aller aux courses, aux commissions
- (Domestiques) te veel afrekenen voor het boodschappen doen
- faire danser l’anse du panier
- zij houdt ervan boodschappen doen
Dérivés
modifier- een grote boodschap doen (faire la grosse commission)
- een kleine boodschap doen (faire la petite commission)
Prononciation
modifier- \bo:d.sχap\
- Pays-Bas : écouter « boodschap [boːd.sχap] »