[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

zomen

Uit WikiWoordenboek
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: zoomen


  • zo·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zomen
zoomde
gezoomd
zwak -d volledig

zomen

  1. van zomen voorzien

de zomenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zoom
85 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be