ploegen/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van ploegen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ploegen | te ploegen | ||||||
toekomend | zullen ploegen | te zullen ploegen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geploegd | te hebben geploegd | ||||||
toekomend | geploegd zullen hebben | geploegd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
ploegend | geploegd | ev. ploeg |
mv. verouderd ploegt |
ploege | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | ploeg | ploegt | ploegt | ploegt | ploegt | ploegen | ploegen | ploegen | |
verleden (o.v.t.) | ploegde | ploegde | ploegde | ploegde | ploegde | ploegden | ploegden | ploegden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal ploegen | zult/zal ploegen | zult/zal ploegen | zult ploegen | zal ploegen | zullen ploegen | zullen ploegen | zullen ploegen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ploegen | zou ploegen | zou(dt) ploegen | zoudt ploegen | zou ploegen | zouden ploegen | zouden ploegen | zouden ploegen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geploegd | hebt geploegd | hebt/heeft geploegd | hebt geploegd | heeft geploegd | hebben geploegd | hebben geploegd | hebben geploegd | |
verleden (v.v.t.) | had geploegd | had geploegd | had geploegd | hadt geploegd | had geploegd | hadden geploegd | hadden geploegd | hadden geploegd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geploegd hebben | zal/zult geploegd hebben | zult/zal geploegd hebben | zult geploegd hebben | zal geploegd hebben | zullen geploegd hebben | zullen geploegd hebben | zullen geploegd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geploegd hebben | zou geploegd hebben | zou/zoudt geploegd hebben | zoudt geploegd hebben | zou geploegd hebben | zouden geploegd hebben | zouden geploegd hebben | zouden geploegd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm geploegd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt geploegd | er is geploegd | |||||||
verleden | er werd geploegd | er was geploegd | |||||||
toekomend | er zal geploegd worden | er zal geploegd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou geploegd worden | er zou geploegd zijn |