[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

provide

Uit WikiWoordenboek
vervoeging
onbepaalde wijs to  provide 
he/she/it  provides 
verleden tijd  provided 
voltooid
deelwoord
 provided 
onvoltooid
deelwoord
 providing 
gebiedende wijs  provide 

provide

  1. voorzien in, verschaffen, verlenen
    «This provided a much needed relief for the victims of the drought.»
    Dit verleende broodnodige bijstand voor de slachtoffers van de droogte.
  2. de kost verdienen.
    «He always provided for his family.»
    Hij zorgde altijd goed voor zijn gezin.