[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

tweetal

Uit WikiWoordenboek
  • twee·tal
enkelvoud meervoud
naamwoord tweetal tweetallen
verkleinwoord tweetalletje tweetalletjes

het tweetalo

  1. welgeteld twee
    • Er is een tweetal redenen om dit niet te doen. 
  2. een groep van twee
    • Het vrolijke tweetal liep lachend weg. 
     Het vertrek van een reeks hooggeplaatste functionarissen werd op 5 juli ingeluid door minister van Financiën Rishi Sunak en gezondheidsminister Sajid Javid. Het tweetal uitte bij hun vertrek felle kritiek op Johnson. Ze schreven in een verklaring dat de overheid geen "goed, competent en serieus werk" verricht.[1]
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. Bronlink geraadpleegd op 6 juli 2022 Weblink bron “Britse premier Johnson stapt op, maar blijft zitten tot opvolger bekend is” (onderdag 07 juli 2022), NU.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be