Decadentisme
Decadentisme, ook wel décadence of decadentie genaamd, is een geestelijke stroming die in het laatste kwart van de negentiende eeuw vooral onder de ontwikkelden in West-Europa aanhang vond. Karakteristiek is de teleurstelling over de teloorgang van zekerheden, van verlies van duidelijkheid over de na te streven toekomst, maar ook van weerzin tegenover de blinde geldzucht van de burgerlijke maatschappij en het geloof dat de wetenschap en industrie alle problemen zullen oplossen. Kunst is een vrijplaats van die banale wereld. Uiterste schoonheid en zuiverheid moeten worden nagestreefd.
Spleen
bewerkenEen programma of duidelijke uitgangspunten had deze in hoge mate uit zich bewust isolerende individuen bestaande stroming niet. Zij kenmerkt zich door negativiteit, Weltschmerz, 'spleen', het woord dat Baudelaire hiervoor introduceerde, existentiële verveling (ennui), vermoeidheid, stuurloosheid, maar ook een provocatief zoeken naar schoonheid als enige uitweg uit de banale burgerlijkheid. Exponenten van de stroming vindt men in sommige dandy's die zich door een extreem streven naar zuiverheid, naar estheticisme, van de massa willen onderscheiden. Volgens Charles Baudelaire was estheticisme een levende godsdienst.
Etymologie
bewerkenHet woord is afgeleid van het Latijn 'de-cadentia', verval. De naam 'decadentisme' werd het eerst gebruikt in de negentiende eeuw door vijandig gezinde critici, maar al spoedig als een geuzennaam door de 'decadente' schrijvers overgenomen.
Literatuur
bewerkenVooral in de literatuur heeft het decadentisme een hoge vlucht genomen. Men vindt de 'decadenten' vaak onder symbolistische schrijvers. De Franse auteur Charles Baudelaire was er de voorloper van. De 50 jaar jongere Franse schrijver Joris-Karl Huysmans schreef de 'bijbel' van het decadentisme, À rebours (1884). De Iers-Engelse schrijver en dichter Oscar Wilde was de belichaming van de dandy, qua levenshouding, uiterlijk en literaire werken. Wilde was de woordvoerder van het estheticisme, de Engelse parallel van het decadentisme. Andere typische decadenten zijn de Franse auteurs Paul Verlaine, Arthur Rimbaud, Jules Laforgue, Octave Mirbeau, Robert de Montesquiou, Jean Lorrain, Tristan Corbière en Jacques d'Adelswärd-Fersen, de Engelse kunstenaars Aubrey Beardsley, Ernest Dowson en Max Beerbohm, de Duitse dichter Stefan George, de Deen Herman Bang, de Rus Michail Koezmin en de Pool Stanislaw Przybyszewski en de Nederlandse kunstenaar Carel de Nerée tot Babberich. Toch is het vaak moeilijk om een auteur 'vast te pinnen' als decadentistisch, omdat het dikwijls een voorbijgaande fase is. Nederlandse schrijvers met zo'n langere of kortere decadente periode zijn bijvoorbeeld Louis Couperus, Lodewijk van Deyssel, Jacob Israël de Haan, J.L. Gregory en Eduard Veterman. De 20e-eeuwse schrijver Gerard Reve plaatste zichzelf ergens tussen de Romantiek en de decadentie.