Semele (mythologie)
Semele (Oudgrieks: Σεμέλη, Semélê) was de moeder van Dionysos en onder de naam Thyone (Θυώνη, Thyônê) een godin van de aarde (na door haar zoon te zijn opgenomen onder de Olympische goden). In de oudere Thracisch-Frygische mythologie was zij waarschijnlijk de aardgodin Zemelô.[1]
Afkomst
bewerkenZij was de dochter van Kadmos, de koning van Thebe, en Harmonia[2] en dus de zuster van Ino, Agaue en Autonoë en van Polydoros.
Affaire met Zeus en geboorte van Dionysos
bewerkenZij werd door Zeus bemind en deze verwekte bij haar Dionysos.[3] IJverzucht bewoog zijn echtgenote Hera ertoe, om tot Semele te gaan onder de gedaante van haar voedster Beroë en haar over te halen om van Zeus te vragen, dat hij haar zou bezoeken in dezelfde gedaante, waarin hij gewoon was tot Hera te komen.[4] Toen Zeus plechtig had beloofd, dat hij het verzoek dat Semele hem zou doen, niet zou afslaan, kwam hij in volle majesteit op zijn wagen onder bliksem en donder, en Semele werd door zijn gloed gedood.[5] Het kind dat zij binnen afzienbare tijd ter wereld zou brengen, werd echter door Zeus gered, die het in zijn dij opnam en daar bewaarde, totdat de tijd van zijn geboorte zou zijn gekomen.[6]
Andere mythes
bewerkenEen andere mythe verhaalt, dat zij ook Aktaion had bemind, en dat Artemis deze door zijn eigen honden liet verscheuren, opdat Semele niet met hem zou huwen.[7]
Te Brasiai in het landschap Lakonië verhaalde men[8] dat Kadmos haar, nadat zij Dionysos ter wereld had gebracht, tot straf met haar kind in een kist had opgesloten en deze in zee had geworpen. De kist was in Brasiai komen aandrijven. Semele was reeds gestorven en zij werd door de inwoners begraven. Dionysos echter leefde nog en werd bij hen opgenomen en opgevoed.
Na haar dood
bewerkenNa haar dood werd zij door haar zoon uit de onderwereld naar de Olympos gevoerd onder de naam van Thyone.[9] Te Thebe stond haar beeld en meende men haar graf te kunnen aanwijzen.[10]
In de literatuur
bewerkenSemele was tevens de naam van een tragedie van Aischylos, waarvan slechts enkele fragmenten zijn bewaard gebleven.[11]
In de kunst
bewerkenVerschillende componisten gebruikten het verhaal van Semele voor een opera:
- John Eccles (1707, naar een libretto van de hand van William Congreve).
- Marin Marais (1709).
- Georg Friedrich Händel (1742). Dit werk, gebaseerd op Congreves libretto maar met aanvullingen, werd oorspronkelijk als oratorio omschreven opdat het zou kunnen worden opgevoerd in een concertreeks in de Vastentijd, hoewel het zonder twijfel om een opera ging. Het stuk ging op 10 februari 1744 in première.[12]
- De Franse post-impressionistische symbolist Gustave Moreau maakte in 1894-1895 het schilderij 'Jupiter en Semele'.
Stamboom
bewerkenNoten
bewerken- ↑ P. Kretschmer, Semele und Dionysos, in C. Robert, Aus der Anomia: archaeologische Beitraege, Carl Robert zur Erinnerung an Berlin dargebracht, Berlijn, 1890, p. 18 e.v. Cf. W.F. Otto - trad introd. R.B. Palmer, , Dionysus: Myth and Cult, Bloomington, 1965, p. 60, 69-70.
- ↑ Hesiodos, Theogonia 940-942, 975-978, Pindaros, Olympische Oden II 36-40, Pythische Oden XI 1, Apollodoros, Bibliothêkê III 25, Pausanias, IX 5.2, Diodoros Sikeliotes, Bibliothêkê Historikê IV 2.1, Hyginus Mythographus, Fabulae 179, Nonnus, Dionysiaca V 88, Bacchylides, fr. 19.
- ↑ Homeros, Ilias XIV 323, Hymne aan Bacchus 6, 57, Hesiodos, Theogonia 940-942, Pindaros, Pythische Oden III 182-183, Scholasticus, ad Pind. Ol. II 40, Bacchylides, fr. 19, Hyginus Mythographus, Fabulae 155, 167.
- ↑ Ovidius, Metamorphoses III 260 e.v., Hyginus Mythographus, Fabulae 167, 179.
- ↑ Pindaros, Olympische Oden II, Apollodoros, Bibliothêkê III 26-27, Ovidius, Metamorphoses III 260 e.v., Hyginus Mythographus, Fabulae 167, 179.
- ↑ Diodoros Sikeliotes, Bibliothêkê Historikê V 52.1.
- ↑ Pausanias, IX 2 § 3. Cf. Apollodoros, Bibliothêkê III 31.
- ↑ Pausanias, III 24 § 3.
- ↑ (Homeros, Hymnen V 21, Apollodoros, III 5 § 3; Cicero, De Natura. Deorum III 23, Pindaros, Olympische Oden II 44, Pythische Oden III 99, XI 1, Pausanias, II 31 § 2, 37 § 5, Diodoros Sikeliotes, IV 25; Apollonius Rhodius, I 636.
- ↑ Pausanias, IX 12 § 3, 16 § 4.
- ↑ O.a. in P. Oxy.2164. T. Gantz, Divine Guilt in Aischylos, in CQ2 31 (1981), p. 25-26.
- ↑ W. Dean, Handel's dramatic oratorios and masques, Londen, 1959, p. 392.