Siaalzuur
Siaalzuur (Engels: sialic acid) is een klasse van α-ketozuursuikers die opgebouwd zijn uit negen koolstofatomen. De term 'siaalzuur' komt van het Griekse σίαλον (síalon) 'speeksel', en werd in 1952 geïntroduceerd door de Zweedse biochemicus Gunnar Blix. Het meest voorkomende siaalzuur in de natuur is N-acetylneuraminezuur dat aanwezig is in de cellen van dieren en sommige prokaryoten.[1]
Siaalzuren komen algemeen voor in dierlijke weefsels en in mindere mate in andere organismen, zoals in sommige microalgen, bacteriën en archaea. Siaalzuren zijn gewoonlijk onderdeel van glycoproteïnen, glycolipiden of gangliosiden.[1][2] Ze vormen het uiteinde van suikerketens op het oppervlak van cellen of oplosbare eiwitten. In plantencellen zijn siaalzuren niet aangetoond.
Bij de mens is het siaalzuurgehalte het hoogst in de hersenen. Deze zuren spelen een belangrijke rol bij zenuwtransmissie en de gangliosidenstructuur bij de synaptogenese. Er zijn meer dan vijftig verschillende siaalzuren bekend, die in feite allemaal gemodificeerde vormen zijn van neuraminezuur.[1] Deze vormen zijn vaak weefselspecifiek en komen voor als glycoconjugaat op specifieke celtypen. Siaalzuren binden aan lectine en hebben daarbij een rol in celadhesie. Verschillende virusfamilies, waaronder influenzavirussen, binden aan siaalzuren op het oppervlak van gastheercellen om een infectie te vestigen.
Zie ook
bewerkenBronnen
- ↑ a b c (en) Varki A, Schauer R. (2008). Essentials of Glycobiology. Cold Spring Harbor Press, "Sialic Acids". ISBN 9780879697709.
- ↑ (en) Schauer R. (2018). Exploration of the Sialic Acid World. Advances in Carbohydrate Chemistry and Biochemistry 75 (75): 1–213. DOI: 10.1016/bs.accb.2018.09.001.