Wereldlijke macht
Wereldlijke macht is de macht die wordt uitgeoefend over personen, instituties en objecten, over aardse zaken. Dit als tegenhanger van de geestelijke macht die de religie aangaat. De gedachte dat deze machten gescheiden zijn is niet vanzelfsprekend; in het Romeinse Rijk en in het oude Griekenland was religie een aangelegenheid van de staat.
In het Jodendom is geen strikte scheiding van kerk en staat aangebracht. Ook in de seculiere staat Israël is het Jodendom, het Oude Testament en het Joodse recht, de basis voor wetgeving en nationaliteitsrecht.
In de middeleeuwen baseerde de Katholieke Kerk haar onafhankelijkheid van de keizer en de wereldlijke macht ten dele op de tweezwaardenleer waarin God twee zwaarden uit de hemel neerliet; een voor de wereldlijke overheid en een voor de kerk. In de Amerikaanse en Franse Revolutie werden kerk en staat gescheiden. Voor die tijd kon een religieuze autoriteit de wereldlijke macht uitoefenen of de wereldlijke macht gebruiken om dogmatische twisten te beslechten. De wereldlijke macht verbrandde dan de ketters en heksen. In de Nederlanden greep de stadhouder in toen de protestantse kerk werd verscheurd door de leerstellige twisten tussen Armenianen en Gomaristen.
In Rusland is de synode altijd een machtsinstrument van de tsaren, en later van de Sovjet-regering, geweest.
Ook in de islam is de scheiding van staat en kerk, de scheiding van wereldlijk en geestelijk gezag, niet vanzelfsprekend.
De overtuiging dat religie en geloof geen invloed mogen uitoefenen op de wereldlijke staat is het secularisme.