[go: nahoru, domu]

Basisonderwijs in Nederland

onderwijs voor kinderen van 4 tot 12 jaar in het reguliere onderwijs
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door 62.45.207.81 (overleg) op 13 feb 2012 om 15:32.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Het basisonderwijs is bedoeld voor kinderen van 4 tot 12 jaar in het reguliere onderwijs. Hoewel het basisonderwijs gevolgd kan worden vanaf 4 jaar, is pas vanaf de vijfde verjaardag het kind leerplichtig. Een school waar basisonderwijs wordt aangeboden, heet een basisschool. De basisschool bestaat sinds de Wet op het Basisonderwijs uit 1985. Daarvoor was er een onderverdeling in lagere scholen en kleuterscholen.

Een basisschool in Nederland.
Leeg klaslokaal.

Voor kinderen die uitvallen binnen het basisonderwijs is een overstap naar het speciaal onderwijs mogelijk. Beide onderwijsvormen vallen onder de wet op het primair onderwijs. Na het basisonderwijs volgt het voortgezet onderwijs.

Onderverdeling in bouwen

De groepen 1 en 2 komen overeen met wat voor 1986 kleuterschool heette en de groepen 3 t/m 8 met de vroegere lagere school. De groepen 3 t/m 8 werden in die tijd aangeduid met klassen 1 t/m 6.

Verder kunnen de acht leerjaren worden onderverdeeld in:

Groep 1

Groep 1 is het eerste leerjaar van de basisschool. Vaak worden dit de jongste kleuters genoemd. Dit zijn over het algemeen kinderen van 4 en 5 jaar.

Als een kind vier jaar wordt, mag het na zijn verjaardag naar groep 1. Vanaf vijf jaar geldt er een leerplicht. De nadruk ligt in deze groep op het spelend leren.

De leerling leert schrijfvaardigheid en gaat eenvoudige cijfers leren tellen. De sociale vaardigheid speelt een rol, zodat de leerling met andere leerlingen kan leren omgaan. Via puzzels, kleuren en vormen leert de leerling ook aspecten zoals simpele probleemoplossing.

Groep 2

Groep 2 is het tweede leerjaar van de basisschool. Dit zijn over het algemeen kinderen van 5 en 6 jaar. Deze kinderen zijn leerplichtig en worden ook wel oudste kleuters genoemd.

Groep 3

Groep 3 is het derde leerjaar van de basisschool. Dit jaar volgt na de eerste twee kleuterjaren. Vooral het aanvankelijk lezen en spellen en rekenen staan in groep 3 centraal. De leerlingen leren eenvoudige sommen uit te rekenen. Dit zijn over het algemeen kinderen van 5 ,6 en 7 jaar.

Groep 4

Groep 4 is het vierde leerjaar van de basisschool. In dit jaar leren de kinderen tellen tot 100, vermenigvuldigen en delen en het schrijven van hoofdletters. Dit zijn over het algemeen kinderen van 6 ,7 en 8 jaar.

Groep 5

Groep 5 is het vijfde leerjaar van de basisschool. Dit zijn over het algemeen kinderen van 7 ,8 ,9 en 10 jaar.

Groep 6

Groep 6 is het zesde leerjaar van de basisschool. In deze groep wordt aandacht besteed aan onder meer topografie van Nederland. Dit zijn over het algemeen kinderen van 9, 10, en 11 jaar.

Groep 7

Groep 7 is het zevende leerjaar van de basisschool. Dit is het eerste jaar waarin de leerling een begin maakt met Engels. Verder wordt de topografie van Europa behandeld. Ook krijgen de leerlingen op sommige scholen de entreetoets van het Cito. Dit zijn over het algemeen kinderen van 10, 11 en 12 jaar.

Groep 8

Groep 8 is het laatste leerjaar van de basisschool. Naast topografie van de wereld en Engels krijgen de leerlingen de geschiedenis van de Twintigste Eeuw als lesstof. Dit zijn over het algemeen kinderen van 11, 12 en 13 jaar. Maar wettelijk gezien kunnen kinderen tot hun veertiende op de basisschool blijven. Deze groep staat voor een groot deel in het teken om de leerlingen zo goed mogelijk voor te bereiden op het voortgezet onderwijs. Veel basisscholen nemen een eindtoets af. Groep 8 wordt vaak afgesloten met een schoolreis, schoolkamp, eindfeest en/of musical. Alle kinderen dienen aan het eind van groep 8 de fundamentele doelen voor taal en rekenen (1F) te hebben behaald, zoals beschreven in de uitwerking van de referentieniveaus.[1]

Personeel

Binnen de basisschool zijn verschillende functies. Op deze wijze is het mogelijk om het onderwijs optimaal af te stemmen op de ontwikkelingsbehoeften van de verschillende leerlingen.

Leerproces van de leerlingen

Bestand:Cito spelling speciale leerlingen M3 E3 voorkant.jpg
Toetsboekje spelling van Cito.

Een basisschool is wettelijk verplicht om een ononderbroken leerproces te garanderen voor iedere leerling. Indien een leerling uitvalt, is er de mogelijkheid tot extra hulp in de klas. In eerste instantie dient dit te worden gedaan door de leerkracht die de leertijd intensiveert voor de kinderen die een verhoogd risico lopen om uit te vallen. Dit kan worden gedaan door gebruik te maken van convergente differentiatie. Er kan ook een handelingsplan worden geschreven waarin staat wat de doelen van de extra hulp zijn en hoe deze bereikt denken te worden. De leerkracht kan hiervoor advies en begeleiding krijgen van de intern begeleider. Ook kan de leerling in enkele gevallen extra hulp krijgen buiten de eigen groep. Dit wordt doorgaans gedaan door de remedial teacher. Ook in het geval van hoogbegaafdheid of indien een leerling versneld door de leerstof kan gezien zijn IQ of vaardigheden, is bovenstaande hulp mogelijk.

Leerlingvolgsysteem

Het volgen van de ontwikkeling van de leerlingen gebeurt met een leerlingvolgsysteem. Hiervoor maken de meeste scholen gebruik van het door Cito ontwikkelde systeem. Deze uitgever heeft voor de verschillende vakken toetsen ontwikkeld die halfjaarlijks worden afgenomen vanaf groep 1. Aan de hand hiervan kan de leerkracht zien wat het ontwikkelingsniveau is van de leerling en in hoeverre de gegeven instructie en oefening dus effectief is geweest. Aan de hand hiervan kan de leerkracht zijn handelen verbeteren. De uitslagen worden genoteerd in het leerlingvolgsysteem.
Ook andere uitgevers en instituten brengen toetsen op de markt, zoals de toetsen van het DLE-LVS leerlingvolgsysteem. Dat zijn eveneens methode-onafhankelijke toetsen, in dit geval van de hand van Teije de Vos. Toetsscores zijn om te rekenen in een zogenaamde DLE. Hierbij staat iedere groep voor 10 DLE's, te beginnen bij groep 3 (leerjaar 1). Aan het eind van de basisschool heeft de leerling derhalve gemiddeld een DLE van 60.

Sterk in opkomst is de ontwikkeling waarbij de school naast het vaardigheidsniveau van de leerling óók risicofactoren in beeld brengt. Dit met de bedoeling na te gaan of een kind een verhoogd risico loopt om uit te vallen. In dat geval kan de school een zogenaamde voorschotbenadering aan het kind geven om te zorgen dat het toch de fundamentele doelen bereikt.

Rapportage

De school is verplicht om de vorderingen van de leerlingen te rapporteren naar de ouders of verzorgers. Meestal gebeurt dit in een zogenaamd rapportgesprek of tien-minuten-gesprek. Dit is een bespreking tussen leerkracht en ouder(s) waarin de leerkracht de leeropbrengsten bespreekt aan de hand van gestandaardiseerde toetsen. De leerkracht legt verantwoording af aan de ouders voor zijn handelen en betrekt tegelijkertijd ouders bij het leerproces van het kind. Na het laatste rapport worden kinderen bevorderd tot de volgende groep of blijven zitten en doen dezelfde groep nog eens over. Indien dit laatste het geval is, is de school verplicht om aan te sluiten op de verschillende ontwikkelingsniveaus van de leerling om zodoende een ononderbroken leerproces te garanderen.

Doelen primair onderwijs

 
Spellen in groep 3.

In de Wet op het primair onderwijs en de Wet primair onderwijs BES staan welke vormingsgebieden de basisschool moet aanbieden. Hiervoor zijn kerndoelen geformuleerd.

Rekenen en wiskunde:

Taalvaardigheid:

Wereldoriëntatie:

Creatieve ontwikkeling:

Bewegingsonderwijs:

Sociaal-emotionele ontwikkeling:

Levensbeschouwing:

Daarnaast is de school verplicht om:

  • onderwijs af te stemmen op de ontwikkeling van de kinderen;
  • onderwijs breed op te zetten, zodat er aandacht is voor kennis en voor de creatieve, emotionele, sociale en lichamelijke ontwikkeling;
  • aandacht te besteden aan de multiculturele samenleving;

Leerlijnen en methodes

Op een basisschool wordt gebruikgemaakt van een verschillende lesmethode voor de diverse vakken. Scholen krijgen budget van de overheid om eens in de 5 jaar lesmethodes te vervangen. Een school bepaalt zelf welke lesmethode zij aanschaft.

Een lesmethode bestaat uit een leerlijn waarin de doelen zijn uitgewerkt in concrete lessen, een handleiding, leerlingmaterialen zoals een werk- en een leerboek. Ook wordt er vaak gebruikgemaakt van bijbehorende computerprogramma's of internettoepassingen.

Ook kan er gebruik worden gemaakt van de schooltelevisie van Teleac, didactische programma's voor alle groepen als aanvulling op de lessen.

Activiteiten

Buiten het reguliere lesprogramma worden er op veel basisscholen bijzondere activiteiten georganiseerd zoals:

Feesten zoals verjaardag, Kerstmis, Sinterklaas, Carnaval, Pasen kunnen worden gevierd.

Ook kan op een basisschool worden gewerkt aan de hand van een bepaald thema zoals de seizoenen, dokter en ziekenhuis, beroepen, dieren, verkeer, Kinderboekenweek, speciale dagen zoals Vaderdag, Moederdag, dierendag etc. Hierin worden de leerdoelen van de verschillende ontwikkelingsgebieden (zoals rekenen, taal, etc.) aangeboden binnnen de context van een thema (herfst, post, vakantie).

Richtingen

 
Een raamschildering op een islamitische basisschool

Er zijn verschillende richtingen of 'denominaties' in het basisonderwijs:

Aantallen

Aantal scholen voor basisonderwijs in Nederland.[2]
Gemiddeld aantal leerlingen per school in het basisonderwijs in Nederland.[3]

In het schooljaar 2005-2006 waren de leerlingen en vestigingen als volgt over de verschillende richtingen verdeeld:

Klasse Leerlingen Vestigingen
Aantal Aandeel Aantal Aandeel Grootte *
Openbaar onderwijs 477.500 30,8% 2.393 33,5% 200
Bijzonder onderwijs, w.o. 1.071.900 69,2% 4.741 66,5% 226
- Algemeen bijzonder en
   samenwerkingsscholen
100.100 6,5% 434 6,1% 231
- Confessioneel bijzonder, w.o. 971.900 62,7% 4.307 60,4% 226
--- Katholiek[4] 522.800 33,7% 2.098 29,4% 249
--- Protestants-christelijk 377.400 24,4% 1.860 26,1% 203
--- Reformatorisch 27.900 1,8% 120 1,7% 233
--- Gereformeerd 21.500 1,4% 129 1,8% 166
--- Interconfessioneel 10.200 0,7% 40 0,6% 255
--- Islamitisch 9.200 0,6% 47 0,7% 195
--- Hindoeïstisch 1.500 0,1% 5 0,1% 309
--- Evangelisch en
     Ev. Broedergemeente
1.000 0,1% 6 0,1% 163
--- Joods 400 0,0% 2 0,0% 187
TOTAAL 1.549.500 100,0% 7.134 100,0% 217
Bron: Jaarboek onderwijs in cijfers 2007, Centraal Bureau voor de Statistiek

* Gemiddeld aantal leerlingen per vestiging

Dagindeling

Een basisschool heeft een vaste dagindeling van maandag tot en met vrijdag. Hoewel scholen redelijk vrij zijn om de schooltijden zelf te bepalen, starten de lessen op de meeste scholen rond 08:30 uur. In de loop van de ochtend wordt er een pauze gehouden waarin de kinderen buiten spelen op het schoolplein. Tussen de middag gaan de kinderen of naar huis om te lunchen of blijven op school over en eten op school, vaak onder begeleiding van leerkrachten of ouders. 's Middags gaan de kinderen voor het tweede dagdeel tot ongeveer 15:15 uur naar school.

In Nederland zijn de leerlingen meestal vrij op woensdagmiddag. De leerkrachten gebruiken deze tijd voor onderwijsinhoudelijke zaken.

Schoolvakanties

Basisscholen kennen diverse schoolvakanties:

Faciliteiten

Soms beschikt een basisschool over een eigen schoolbibliotheek, mediatheek of documentatie-centrum. Vrijwel alle scholen beschikken over een gymzaal (dicht)bij de school voor het vak gymnastiek of lichamelijk oefening.

Organogram

Basisscholen hebben een MR. Hierin zijn leerkrachten en ouders vertegenwoordigd en wordt beleid medebepaald.

Hulpouders

Op veel scholen in Nederland voeren ouders ondersteunende taken uit, zoals klassemoeder, leesouder, hoofdluiscontrole, begeleiden van excursies of andere uitstapjes en activiteiten.

Zie ook

Zie de categorie Basisonderwijs in Nederland van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.