aanblaffen
- Geluid: aanblaffen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈamblɑfə(n) / (3 lettergrepen)
- aan·blaf·fen
- samenstelling van aan vz en blaffen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanblaffen |
blafte aan |
aangeblaft |
zwak -t | volledig |
aanblaffen
- overgankelijk ergens naar blaffen. (bij dieren)
- De gevangenen werden aangeblaft door de politiehonden.
- overgankelijk iemand toesnauwen. (bij mensen)
- Ik laat me niet door jou zo aanblaffen.
- Het woord aanblaffen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.