[go: nahoru, domu]

  • draag·vlak
enkelvoud meervoud
naamwoord draagvlak draagvlakken
verkleinwoord draagvlakje draagvlakjes

het draagvlako

  1. een vlak waarop een last gedragen wordt
    • Hij stond midden op het draagvlak. 
  2. (luchtvaart) een vleugel van een vliegtuig
    • Het draagvlak was afgebroken. 
  3. (figuurlijk) steun voor bepaald beleid
    • Er was geen groot maatschappelijk draagvlak voor het bouwen van een windmolenpark in het natuurgebied, de bevolking van de streek is voor het gemeentehuis gaan protesteren. 
    • De directeur werkte aan draagvlak voor het veranderen van de pensioenregeling maar het personeel dreigde met staking. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020  Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be