kruipwilg
- kruip·wilg
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kruipwilg | kruipwilgen |
verkleinwoord |
de kruipwilg m
- Salix repens zeer kleine wilg waarvan de takken laag over de grond uitstrekken
- Wanneer de heide niet wordt ‘onderhouden’ groeit het vanzelf weer dicht met zaailingen van onder andere berk, grove den en kruipwilg. De Strengen dreigde ook dicht te groeien, maar daar is afgelopen zaterdag een stokje voor gestoken. Staatsbosbeheer is blij met het behaalde resultaat. [2]
- Behalve bos en struwelen met duindoorn, kruipwilg en meidoorn tref je in de duinen ook poelen aan waar veel soorten libellen, het duizendguldenkruid („dat noemen we tegenwoordig 450-eurokruid”) en het doorschijnend fonteinkruid voorkomen. [3]
1. zeer kleine wilg waarvan de takken laag over de grond uitstrekken
- Het woord kruipwilg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kruipwilg" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ kruipwilg op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tubantia 21-11-16 Ootmarsumse lopers en vogelaars helpen bij onderhoud De Strengen
- ↑ Reformatorisch Dagblad Willem H. Smith 24-02-2003 De wind als landschapsarchitect
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be