level
- le·vel
- van het Engels
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | level | levels |
verkleinwoord | leveltje | leveltjes |
het level o
vervoeging van |
---|
levelen |
level
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van levelen
- Ik level.
- gebiedende wijs van levelen
- Level!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van levelen
- Level je?
- Het woord level staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "level" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Geluid: level (VS) (hulp, bestand)
enkelvoud | meervoud |
---|---|
level | levels |
level
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to level |
he/she/it | levels |
verleden tijd | levelled leveled |
voltooid deelwoord |
levelled leveled |
onvoltooid deelwoord |
levelling leveling |
gebiedende wijs | level |
level
- overgankelijk vlak maken, met de grond gelijkmaken