[go: nahoru, domu]

  • passé com·posé (afbreking leidend tot een of twee tekens aan het begin van een regel wordt ontraden)[1]
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  passé composé     le passé composé     passés composés     les passés composés  

passé composé m

  1. (taalkunde) voltooid verleden tijd

Voltooide tijd in het Frans die uitdrukt dat de beschreven handeling of toestand geheel in het verleden ligt.