rijvlak
- rij·vlak
- samenstelling van rij ww en vlak [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rijvlak | rijvlakken |
verkleinwoord | rijvlakje | rijvlakjes |
het rijvlak o
- vlak waarop gereden wordt:
- (verkeer) dat deel van een rubberband dat contact heeft met het wegdek
- Het woord 'rijvlak' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.