[go: nahoru, domu]

  • twee-ei·ig
  • Samenstellende afleiding van twee en ei met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen twee-eiig
verbogen twee-eiige
partitief twee-eiigs

twee-eiig

  1. uit twee verschillende eicellen voortkomend
    • Zij zijn een twee-eiige tweeling.