tweeluik
- twee·luik
- In de betekenis van ‘schilderij met twee panelen’ voor het eerst aangetroffen in 1904 [1]
- samenstelling van twee en luik [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tweeluik | tweeluiken |
verkleinwoord | tweeluikje | tweeluikjes |
- (kunst) schilderij of reliëf met twee panelen
- Een tweeluik bestaat uit twee schilderijen die elkaar aanvullen.
- (kunst), (media) radio- of televisieprogramma, film, boek, artikel, muziekstuk enz. die of dat uit twee delen bestaat
- De eerste aflevering van een tweeluik.
- Het woord tweeluik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tweeluik" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "tweeluik" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ tweeluik op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be