[go: nahoru, domu]

 
[1]. Dit tweeluik toont links Maria met kind en rechts de prior Willem van Bibaut.
  • twee·luik
  • In de betekenis van ‘schilderij met twee panelen’ voor het eerst aangetroffen in 1904 [1]
  • samenstelling van  twee  en  luik  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord tweeluik tweeluiken
verkleinwoord tweeluikje tweeluikjes

het tweeluiko [3]

  1. (kunst) schilderij of reliëf met twee panelen
    • Een tweeluik bestaat uit twee schilderijen die elkaar aanvullen. 
  2. (kunst), (media) radio- of televisieprogramma, film, boek, artikel, muziekstuk enz. die of dat uit twee delen bestaat
    • De eerste aflevering van een tweeluik. 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]