[go: nahoru, domu]

  • voor·kant
enkelvoud meervoud
naamwoord voorkant voorkanten
verkleinwoord voorkantje voorkantjes

de voorkantm

  1. een van de zijden van een voorwerp, namelijk dewelke naar voren gericht is.
    • De voorkant van een huis is gewoonlijk naar de straat gericht waaraan het ligt. 
     "Simpel gezegd zit de voorkant aan de achterkant en de achterkant aan de voorkant", zegt wethouder Rens Reijnierse van de gemeente Vlissingen tegen Omroep Zeeland.[1]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Bronlink geraadpleegd op 10 mei 2022  Weblink bron “School in Oost-Souburg achterstevoren gebouwd: 'Bizar'” (11 mei 2022), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020  Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be