[go: nahoru, domu]

  • ver·be·te·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verbeteren
verbeterde
verbeterd
zwak -d volledig

verbeteren

  1. overgankelijk beter maken, de kwaliteit verhogen
    • Zij verbeterden de software daarmee aanzienlijk. 
     Ter voorbereiding op deze tocht had ik het gevoel dat ik mijn overlevingsvaardigheden moest verbeteren.[1]
  2. overgankelijk van fouten ontdoen
    • De leraar verbeterde het proefwerk van een van zijn studenten. 
     Bolin, de hofiuwelier in Stockholm, is een halfjaar bezig geweest om de stenen opnieuw te slijpen, het slot te vervangen, de zettingen te verbeteren en nog wat dingen.[2]
  3. ergatief beter worden
    • Allengs verbeterde het weer. 
  4. wederkerend zich ~ een zelfgemaakte fout of verspreking rechtzetten
    • Ik bedoelde natuurlijk "Antwerpen", niet "Brussel", verbeterde hij zich. 
  1. (beter maken)
  2. (van fouten ontdoen)
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia 
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia , ISBN 9789044625691
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020  Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be