ampul

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  ampul    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• am·pul

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	ampul	ampullen
verkleinwoord	ampulletje	ampulletjes

Zelfstandig naamwoord

ampul ; v/m

1. (medisch) dichtgesmolten medicijnflesje
2. (scheikunde) afgesmeltbare, meestal geëvacueerde reageerbuis voor synthese bij hogere temperaturen

Vertalingen

Duits: Ampulle Engels: ampoule

Portugees: ampola v Spaans: ampola v

Turks

Zelfstandig naamwoord

ampul

1. lamp