[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

surcar

Uit WikiWoordenboek
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.
  • sur·car
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
surcar
surcaba
surcado
volledig

surcar

  1. overgankelijk klieven, doorklieven, doorsnijden, doorploegen
    • Era moreno, con bigote, y una cicatriz pálida le surcaba una mejilla de arriba abajo.  [1]


  1. Arturo Pérez-Reverte, El club Dumas, 1993 (2008 uitg., ISBN 9788466320702)