maakwerk
Uiterlijk
- maak·werk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maakwerk | |
verkleinwoord | maakwerkje | maakwerkjes |
het maakwerk o
- het daadwerkelijk maken van iets
- De Vriezenvener begon als broekie van 17,5 jaar van steigerplanken 'wat meubeltjes' te maken. Hij leerde het zichzelf aan. Nu, ruim drie jaar later, is Voordeeltafels.nl een succesvol bedrijf en kan hij het maakwerk overlaten aan zijn twee medewerkers: Jacob Chukri (21) en Lloyd Bouhuis (18) uit Vriezenveen. [3]
- Onlangs was ik op bezoek in het dorpje Red Wing in Minnesota, Amerika. Daar worden nog steeds alle schoenen van Red Wing Heritage, het merk dat met dank aan modegevoelige dudes een revival beleeft, met de hand gemaakt. Dat was werkelijk prachtig, genieten. Tijdens een van mijn laatste bezoeken aan een schoenfabriek was de magie van het maakwerk namelijk iets verdampt. [4]
- product dat men op bestelling maakt
- Het woord maakwerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "maakwerk" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ maakwerk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Arjan te Bogt 09-08-17 Vriezenveense meubelmaker (21) heeft heilig geloof in eigen kloostertafels
- ↑ De Telegraaf MICHOU BASU 06 jan. 2016 ‘Het begin van alle dingen’
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be