majolica
Uiterlijk
- ma·jo·li·ca
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘soort aardewerk’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | majolica | majolica's |
verkleinwoord | - | - |
- een grof en bros soort keramiek, bestaande uit gebrande klei, met een bont gekleurde beschildering van glazuur.
- Het woord majolica staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "majolica" herkend door:
36 % | van de Nederlanders; |
19 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "majolica" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ majolica op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be