nuchterling
Uiterlijk
- Geluid: nuchterling (hulp, bestand)
- nuch·ter·ling
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nuchterling | nuchterlingen |
verkleinwoord |
de nuchterling m
- een praktisch iemand
- Het is allemaal vies en vooral voos, inclusief een smartelijk lied van Rochereau zelf: I'm coming from Africa, this Country is too cold. Gauw teruggaan, zeg je dan als nuchterling, maar het hele optreden van Rochereau staat juist in het teken van het omgekeerde: Africa Adieu.[2]
- Uiteindelijk kreeg hij toch een tik mee. Een jaar of tien geleden keerden de herinneringen terug. ""Ik kon niet slapen, of ik kreeg dromen. Ik was helemaal niet in orde. Terwijl ik mezelf altijd als een nuchterling had beschouwd. Dat maakte grote indruk op me.[3]
- Het woord nuchterling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Frans van Leeuwen 22 februari 1992 De Afrikaanse kora: 21 snaren en een kalebas als klankkast; Koites harpluit klinkt als heel orkest
- ↑ NRC Folkert Jensma 24 augustus 1991 Prof. dr. L. M. de Rijk over Senaat en wijsbegeerte; "Het helpt in de politiek om katholiek te zijn'