[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

naga

Uit WikiWoordenboek
  • na·ga
vervoeging van
nagaan

naga

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nagaan
    • ... dat ik naga. 
vervoeging van
nagaan

naga

  1. (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van nagaan
    • ... dat men naga.