[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

natuurlijkheid

Uit WikiWoordenboek
  • na·tuur·lijk·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord natuurlijkheid natuurlijkheden
verkleinwoord

de natuurlijkheidv

  1. het zijn zoals iets is zonder inmenging van de mens
     In grote natuurgebieden als het Drents-Friese Wold en de Veluwezoom wil de vereniging daarom "de natuurlijkheid bevorderen". Er worden extra wildroosters en hekken geplaatst.[2]
  2. het eenvoudig, zonder al teveel poespas zijn
     ... elke beweging is bijna ingestudeerd, gecalculeerd en berekend op een manier die haar berooft van al die natuurlijkheid die ze desondanks toch uitstraalt...[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 16 februari 2022 Weblink bron “Natuurclub schiet minder wild af” (16-12-2013), NOS
  3. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium op Wikipedia, ISBN 9789057598500