onbedorven
Uiterlijk
- Geluid: onbedorven (hulp, bestand)
- on·be·dor·ven
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onbedorven | onbedorvener | onbedorvenst |
verbogen | onbedorvenste | ||
partitief | onbedorvens | onbedorveners | - |
onbedorven [1]
- nog niet aangetast door kwalijke invloeden van buiten
- ongeschonden, onbeschadigd, onbezoedeld, smetteloos, gaaf, oorspronkelijk, puur, rein, zuiver, onschuldig
1. nog niet aangetast door kwalijke invloeden van buiten
- Het woord onbedorven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028261396
- ↑ Weblink bron “Ernstige en blijvende hersenschade voor Ajacied Nouri” (13-07-2017), NOS