[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

autostop

Uit WikiWoordenboek
  • au·to·stop
enkelvoud meervoud
naamwoord autostop autostops
verkleinwoord

de autostopm

  1. (verkeer) lift, reis met de duim
    • Wij probeerden met autostop naar Spanje te reizen. 
85 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]


  • au·to·stop

autostop m

  1. (verkeer) het liften; het, met een langs de weg aangehouden auto, als gratis passagier meerijden


autostop m

  1. (verkeer) het liften; het, met een langs de weg aangehouden auto, als gratis passagier meerijden


  • IPA: /aʊ̯tɔstɔp/
  • auto·stop
  • Samenstelling van de zelfstandige naamwoorden auto en stop

autostop monbezield

  1. (verkeer) het liften; het, met een langs de weg aangehouden auto, als gratis passagier meerijden
    «Méně než půl procenta lidí chce na dovolenou vyrazit na motorce, lodí nebo autostopem
    Minder dan een half procent mensen wil op vakantie gaan op een motor, met een boot of door te liften.
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be