[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

aanwijzen

Uit WikiWoordenboek
Aanwijzen.
  • aan·wij·zen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanwijzen
wees aan
aangewezen
klasse 1 volledig

aanwijzen

  1. overgankelijk door wijzen tonen
    • Kun je mij het plein even aanwijzen op de kaart? 
  2. overgankelijk tonen
  3. overgankelijk aanstellen
     Opgezet door een man die zijn vrouw had verloren en het hotel waar zij hun vakantie doorbrachten als de schuldige aanwees.[2]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]