belegde
Uiterlijk
- be·leg·de
vervoeging van |
---|
beleggen |
belegde
- enkelvoud verleden tijd van beleggen
- Ik belegde.
- Jij belegde.
- Hij, zij, het belegde.
- Ik belegde.
- verbogen vorm van belegd, voltooid deelwoord van beleggen
- ▸ Wethouder Boudewijn Revis gaat de taken van de opgestapte burgemeester Krikke waarnemen tot een interim-burgemeester is benoemd. Dat is in een in allerijl belegde collegevergadering besloten.[1]
- Het woord belegde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Haagse burgemeester Pauline Krikke stapt per direct op” (Zondag 6 oktober 2019, 17:46), NOS