bijwerk
Uiterlijk
- bij·werk
- samenstelling van bij en werk [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bijwerk | bijwerken |
verkleinwoord | bijwerkje | bijwerkjes |
het bijwerk o
- bezigheid van bijkomstig belang, bijkomstigheid
vervoeging van |
---|
bijwerken |
bijwerk
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijwerken
- ... dat ik bijwerk.
- Het woord bijwerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijwerk" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be