blokwerk
Uiterlijk
- blok·werk
- samenstelling van blok zn en werk zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blokwerk | blokwerken |
verkleinwoord |
- (sport) het blokken van de bal aan het net bij volleybal
- ▸ Van een snelle 5-2 voorsprong werd een gat van vijf punten gemaakt. Nederland liep uit naar 9-4 en later 17-12, maar echt comfortabel werd de voorsprong nooit. Voor ieder punt werd hard gewerkt. Pas op 22-14, na opnieuw sterk blokwerk van Lohuis, dit keer bijgestaan door Nika Daalderop, en goede smashes van Anne Buijs, kon wat gas teruggenomen worden. Zo bracht Selinger enkele bankzitters in, zoals Laura Dijkema, die haar 400ste interland speelde.[2]
- (muziek) variant van een pijporgel waarbij één toets een hele serie pijpen kan doen klinken; blaasinstrument met toetsen
- Het woord 'blokwerk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Volleybalsters blokkeren goed en winnen tegen Puerto Rico ook derde WK-duel” (Woensdag 28 september 2022, 22:13), NOS