[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

camerawerk

Uit WikiWoordenboek
  • ca·me·ra·werk
enkelvoud meervoud
naamwoord camerawerk
verkleinwoord

het camerawerko

  1. het filmen of fotograferen als arbeid
     Opeens drong tot me door dat de beelden van Tonio's ongeluk, straks, eenzelfde springerigheid zouden vertonen, maar dan niet door slordig camerawerk, maar uit zuinigheid.[2]
  2. de manier waarop men iets met een camera heeft vastgelegd
     Jasper Wolf met zijn Gouden Kalf voor het camerawerk in Niemand in de Stad[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023467014
  3. Bronlink geraadpleegd op 14 maart 2022 Weblink bron “De Beukelaer en Wolf verrast door lidmaatschap Academy: 'Ik zie het ook net'” (01-07-2020), NOS