[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

dorpshuis

Uit WikiWoordenboek
  • dorps·huis
enkelvoud meervoud
naamwoord dorpshuis dorpshuizen
verkleinwoord - -

het dorpshuiso

  1. huis in een dorp
  2. ontmoetingscentrum in een dorp
     Het resort was een muffig dorpshuis met wat geweien aan de muur. Een versleten, opgezette zwarte beer was een voorproefje van wat me te wachten stond.[2]
100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be