[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

flikkerde op

Uit WikiWoordenboek
  • flik·ker·de op
vervoeging van
opflikkeren

flikkerde op

  1. enkelvoud verleden tijd van opflikkeren
    • Ik flikkerde op. 
    • Jij flikkerde op. 
    • Hij, zij, het flikkerde op.