[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

huisvredebreuk

Uit WikiWoordenboek
  • huis·vre·de·breuk
enkelvoud meervoud
naamwoord huisvredebreuk huisvredebreuken
verkleinwoord - -

de huisvredebreukv / m

  1. (juridisch) zonder toestemming binnendringen of aanwezig zijn in iemands woning
    • De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan huisvredebreuk, door wederrechtelijk in de woning van zijn vader te vertoeven. [2]
  2. (figuurlijk) verstoring van een prettig verblijf
    • (...) de ‘meisjes’ voelen de binnenkomst van de nieuwe conducteur als huisvredebreuk, en als hij autoritair een bon gaat uitschrijven, slaan de stoppen bij hen door (...) [3]