holde

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  holde    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• hol·de

Werkwoord

vervoeging van
hollen

holde

1. enkelvoud verleden tijd van hollen
   

   • Ik holde. 
     
   • Jij holde. 
     
   • Hij, zij, het holde. 

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈhɔlə /

Woordafbreking

• hol·de

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van Oudnoords:  halda ww 

vervoeging
onbepaalde wijs	holde
tegenwoordige tijd	holder
verleden tijd	holdt
voltooid deelwoord	holdt
onvoltooid deelwoord	holdende
lijdende vorm	holdes
gebiedende wijs	hold
vervoegingsklasse	onregelmatig
opmerking

Werkwoord

holde

1. onovergankelijk houden
2. onovergankelijk uithouden, tegenhouden, verdragen

   «Hvordan var det mulig for nordmennene å holde Hegra festningen i hele 25 dager mot tyskerne?»

   Hoe was het mogelijk voor de Noren om het Hegra-fort voor een totaal van 25 dagen tegen de Duitsers te weren?

Typische woordcombinaties

• holde adskilt / holde atskilt

gescheiden houden

• holde adskilt hverandre / holde atskilt hverandre

van elkaar gescheiden houden

• holde avstemning

een stemming houden

Hyponiemen

   

[1]:  ajourholde ww  [1]:  anholde ww  [1]:  avholde ww  [1]:  beholde ww  [1]:  bibeholde ww  [1]:  blåholde ww  [1]:  erholde ww  [1]:  fastholde ww  [1]:  forbeholde ww  [1]:  foreholde ww  [1]:  forholde ww  [1]:  fraholde ww  [1]:  framholde ww  [1]:  fremholde ww  [1]:  helligholde ww  [1]:  hemmeligholde ww  [1]:  henholde ww  [1]:  husholde ww  [1]:  høgtideligholde ww  [1]:  høytideligholde ww  [1]:  inneholde ww  [1]:  misholde ww  [1]:  misligholde ww  [1]:  niholde ww  [1]:  oppholde ww  [1]:  opprettholde ww  [1]:  overholde ww  [1]:  sammenholde ww  [1]:  tilbakeholde ww  [1]:  tilholde ww  [1]:  tviholde ww  [1]:  underholde ww  [1]:  utholde ww  [1]:  vedlikeholde ww

Afgeleide begrippen

   

[1]:  holdebolt ww  [1]:  holdebunn ww  [1]:  holdekraft ww  [1]:  holden ww  [1]:  holdeplass ww  [1]:  holdepunkt ww  [1]:  holder ww  [1]:  holdetid ww

Werkwoord

holde av

1. onovergankelijk voor iets zorgen, reserveren

   «Noe tid må Nilsson holde av til sine svenske kunder.»

   Nilsson moet wat tijd reserveren voor zijn Zweedse klanten.

Werkwoord

holde tett

1. onovergankelijk stilhouden, zwijgen

   «Fram til nå har de valgt å holde tett om funnet.»

   Tot nu toe hebben ze ervoor gekozen om te zwijgen over de ontdekking.

Werkwoord

holde til

1. onovergankelijk (mensen) gevestigd zijn, wonen

   «Han holder til på Geulle.»

   Hij is gevestigd in Geulle.

2. onovergankelijk (een bedrijf of praktijk) liggen

   «Sin praksis holder til på Neerbeek.»

   Zijn praktijk is gelegen in Neerbeek.

Nynorsk

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈhɔlə /

Woordafbreking

• hol·de

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van Oudnoords:  halda ww 

vervoeging
onbepaalde wijs	holde holda
tegenwoordige tijd	holdar
verleden tijd	holda
voltooid deelwoord	holda
onvoltooid deelwoord	holdande
lijdende vorm	holdast
gebiedende wijs	hold holda
vervoegingsklasse	holde
opmerking	Klasse 1 zwak

Werkwoord

holde seg

1. wederkerend aankomen, in gewicht toenemen

Schrijfwijzen

• holda seg

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /ɦɔldɛ/

Woordafbreking

• hol·de

Zelfstandig naamwoord

holde

1. vocatief enkelvoud van hold