hotelkamer
Uiterlijk
- Geluid: hotelkamer (hulp, bestand)
- ho·tel·ka·mer
- samenstelling van hotel en kamer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hotelkamer | hotelkamers |
verkleinwoord | hotelkamertje | hotelkamertjes |
- een kamer die voor gasten per nacht te huur is in een hotel
- Hij had een prachtige hotelkamer met een riant uitzicht op de Golf van Mexico.
- ▸ De kamer was perfect, niet omdat het een perfecte hotelkamer was, maar juist daarom.[1]
- ▸ Ik verlangde enorm naar de veiligheid van een eigen hotelkamer, waar ik kon bijkomen met de gordijnen dicht en ontspannen in een schoon bed.[2]
1. een kamer die voor gasten per nacht te huur is in een hotel
- Het woord hotelkamer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hotelkamer" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 17
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be