[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

instorting

Uit WikiWoordenboek
kertoren van Jorwerd na instorting
  • in·stor·ting
enkelvoud meervoud
naamwoord instorting instortingen
verkleinwoord

de instortingv

  1. het kapot gaan van een constructie door naar beneden vallen
    • Gelukkig was er niemand gewond geraakt tijdens de instorting van het kantoorgebouw.  
    • In juli 2016 stortte een gletsjertong plotsklaps in, wat een lawine van ijs en stenen veroorzaakte in een vallei in Tibet over een gebied van tien vierkante kilometer. Negen inwoners van het afgelegen dorpje Dungru overleefden de lawine niet, net als honderden schapen en jaks. De oorzaak van de instorting is nog niet duidelijk. [2] 
  2. (figuurlijk) psychisch of lichamelijk niet meer goed kunnen functioneren door uitputting
    • Na de dood van haar kind had de moeder een vreselijke instorting. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Menno Sedee 3 januari 2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be