pianola
Uiterlijk
- pi·a·no·la
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘mechanische piano’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1907 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pianola | pianola's |
verkleinwoord | - | - |
- (muziek) een piano voorzien van een mechaniek dat automatisch het instrument bespeelt
1.
- Het woord pianola staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pianola" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "pianola" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be