prematuur
Uiterlijk
- pre·ma·tuur
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vroegtijdig’ voor het eerst aangetroffen in 1635 [1]
- afgeleid van het Franse prémature (met het voorvoegsel pre-) [2] [3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | prematuur | prematuurder | prematuurst |
verbogen | premature | prematuurdere | prematuurste |
partitief | prematuurs | prematuurders | - |
prematuur
- voorbarig
- Stop toch met het maken van die premature conclusies!
- (medisch) te vroeg geboren
- Hier ligt een prematuur kind.
- Het woord prematuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "prematuur" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "prematuur" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ prematuur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel pre- in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %