[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

stennis

Uit WikiWoordenboek
  • sten·nis
  • Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘ophef’ voor het eerst aangetroffen in 1937 [1]
  • Herkomst: Bargoens [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord stennis -
verkleinwoord - -

de stennisv / m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) ophef
    • De keeper maakt al de hele wedstrijd een hoop stennis. 
  • Stennis maken, trappen, schoppen
92 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[4]