zwartemarkthandelaar
Uiterlijk
- zwar·te·markt·han·de·laar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwartemarkthandelaar | zwartemarkthandelaars zwartemarkthandelaren |
verkleinwoord | zwartemarkthandelaartje | zwartemarkthandelaartjes |
de zwartemarkthandelaar m
- (economie) iemand die door illegale handel enorme winsten maakt; handelaar die misbruik maakt van een situatie
- ▸ Haar vader had zich dus ingelaten met zwartemarkthandelaars en was zijn geld kwijtgeraakt? Ja, zo zou je het, misschien iets minder fijngevoelig, uit kunnen drukken.[1]
- ▸ In 'Les hommes libres' legt hij in moreel opzicht precies de omgekeerde weg af; al kun je betogen dat het in de vorm dezelfde weg is. Zwartemarkthandelaar Younes (Rahim) krijgt anno 1942 van de collaborerende Franse politie de opdracht om te spioneren in de moskee in Parijs, waar ondermijnende activiteiten plaatsvinden.[2]
- Het woord 'zwartemarkthandelaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Weblink bron “Sjaggeraar annex strijder blijft iets sulligs houden” (17 november 2011), Trouw