zelare
Uiterlijk
- Leenwoord uit het Oudgrieks.
stamtijd | |||
---|---|---|---|
infinitief | 1e pers. enk. ind. praes. act. |
1e pers. enk. ind. perf. act. |
supinum |
zelāre | zelō | zelāvi | zelātum |
eerste vervoeging | volledig |
zelāre
- (Laatlatijn) hevig begeren
- (Laatlatijn) jaloers zijn op (met dativus)