-rice
Uiterlijk
Huidig bestand |
---|
23 |
- -ri·ce
- van het Frans (daarvoor van de Latijnse uitgang -(t)rix)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | -rice | -rices |
verkleinwoord | -ricetje -riceje |
-ricetjes -ricejes |
-rice v
- ter vorming van vrouwelijke persoonsnamen naast mannelijke persoonsnamen op -eur
- met een werkwoord als grondwoord dan
- de vrouw die de genoemde handeling verricht (b.v. directrice) of
- instrument of ander middel waarmee de in het grondwoord genoemde handeling wordt verricht
- Het woord '-rice' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.