Nierfalen
Sjabloon:Infobox Disease Nierfalen of nierinsufficiëntie is de situatie die ontstaat als de nieren niet meer, of nauwelijks meer, werken. Dit heeft gevolgen voor vrijwel alle functies die normaal door een gezonde nier werden geregeld, zoals: urineproductie, zuivering van het bloed van afvalstoffen van het metabolisme (o.a. ureum), het zuur-base evenwicht van het lichaam, de hormonale regulering van de bloeddruk, de hoeveelheid water in het lichaam, de concentratie van allerlei elektrolieten in het bloed, de vorming van rode bloedcellen.
De concentratie van stikstofverbindingen en afvalstoffen zoals ureum en kreatinine in het bloed gaat omhoog. Een oud medisch woord hiervoor is azotemie. Ook natrium en kalium kunnen niet voldoende worden uitgescheiden. De vochtbalans komt in gevaar: gedronken vocht kan niet makkelijk worden uitgescheiden. Het lichaam verzuurt doordat er geen H+ ionen meer kunnen worden weggewerkt met de urine. De fosfaatbalans raakt van slag. Er ontstaat vaak anemie door gebrek aan EPO, het hormoon dat de vorming van rode bloedcellen stimuleert. De bloeddruk stijgt o.a. door overvulling. Daarnaast verliest het lichaam waardevolle stoffen, zoals eiwit, omdat de nieren deze niet meer vast kunnen houden (terugresorberen). De hoeveelheid eiwit die dan wordt uitgescheiden met de urine, heet de eiwitklaring en is een maat voor de ernst van de nierinsufficiëntie.
In het verleden leidde dit syndroom onvermijdelijk tot de dood. De fatale afloop kon wat worden uitgesteld door een strikt dieet, met een vocht- en eiwitbeperking om de nieren zoveel mogelijk te ontlasten.
Sinds 1945, toen de Nederlander Willem Johan Kolff in Kampen de eerste geslaagde experimenten deed met een functionerende kunstnier, is er weer hoop voor deze patiënten. Ze kunnen door nierdialyse vaak jarenlang in goede conditie worden gehouden en na een niertransplantatie uiteindelijk weer een normaal leven leiden, zelfs zonder dieet, zij het met medicatie.