[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

Otto von Bismarck

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Pruis (overleg | bijdragen) op 18 mei 2010 om 16:17.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Otto von Bismarck 1873

Otto Eduard Leopold von Bismarck-Schönhausen (Schönhausen, 1 april 1815 - Friedrichsruh, 30 juli 1898), graaf von Bismarck-Schönhausen, sinds 1871 prins von Bismarck, sinds 1890 ook hertog van Lauenburg, bijgenaamd De IJzeren Kanselier, was een van de belangrijkste staatslieden van de 19e eeuw. Gedurende de kwart eeuw tussen 1865 en 1890 beheerste hij voor een belangrijk deel het politieke toneel in Europa en besliste hij bij diverse conflicten over oorlog en vrede. Otto von Bismarck had een vereniging van de Duitse staten hoog in het vaandel staan. Hij zei: "Niet door rede(voeringen) en meerderheidsbesluiten worden de grote vragen van de tijd besloten – dat is de grote fout van 1848 geweest –, maar door ijzer en bloed". In 1871, na de Frans-Duitse Oorlog, was dat hem gelukt. Hij had een lappendeken van veelal achtergebleven gebieden met weinig betekenis omgesmeed tot een van de machtigste staten van Europa, het Duitse Keizerrijk.

Na zijn dood werd er zowel positiever als negatiever over hem gedacht. Aan de ene kant namen sommige Duitsers hem kwalijk dat hij de democratie probeerde te onderdrukken, maar aan de andere kant had men nog meer bewondering voor hem, toen bleek dat zijn opvolgers niet in schoenen konden staan, sterker nog: zijn opvolgers sleepten Duitsland twee keer door een wereldoorlog, met de meest verschrikkelijke gevolgen van dien.

Vroege carrière

Bismarck in 1836

Otto von Bismarck stamde uit een voorname Pruisische adellijke familie, die relaties onderhield met het koninklijk huis van Pruisen de Hohenzollern. Hij studeerde rechten in Göttingen en Berlijn en vanaf de tweede helft van de jaren '40 was hij lid van de Pruisische landdag, een soort parlement van Pruisen maar met geringe bevoegdheden. Gedurende de jaren '50 was hij Pruisisch afgevaardigde bij de Duitse Bond in Frankfurt. Hier ontwikkelde hij geleidelijk aan een eigen zeer Pruisisch-nationalistische politieke visie; een visie die hoofdzakelijk bepaald werd door de staatsbelangen van Pruisen.

Nationalisme

Bismarck moest altijd behoedzaam navigeren tussen de Nationalistische en Conservatieve stromingen die destijds in Pruisen en de andere Duitse landen leefden. Nationalisten waren meestal niet-adellijke burgers die tot welstand waren opgeklommen en de conservatieven kwamen meestal uit de aristocratie en landadel die aan de bestaande situatie wilden vasthouden waarbij Oostenrijk zijn leidende rol in de Duitse politiek mocht houden.

Bismarck ontwikkelde zich volgens velen in die tijd echter tot een Duitse of Pruisische nationalist maar dat was niet iets dat bij een conservatieve edelman als Bismarck hoorde. Bismarck bleef echter een Pruisisch nationalist en was niet uit op een snelle totstandkoming van een Duitse Nationale Staat, maar streefde naar consolidatie of vergroting van de macht van Pruisen door het oprichten van de Duitse Bond, met Pruisen als machtigste lid.

Hij hechtte belang aan een militair sterk Pruisen maar had ook oog voor de economische belangen van het land, en meende dat deze belangen het beste gediend konden worden met versterking van de eenheid tussen de verschillende Duitse staten. Een statenbond kwam daarbij aan beide stromingen tegemoet. Tevens streefde hij bij deze versterking naar een tegenwicht voor de macht van Oostenrijk. Dat land hoorde naar zijn mening niet tot de Duitse statenfamilie en hij meende dat de andere leden van de Duitse Bond zich los zouden moeten maken van de Oostenrijkse voogdij over allerlei Duitse aangelegenheden.

Gezant

Zijn anti-Oostenrijkse houding in Frankfurt werd door zijn regering niet erg gewaardeerd, zodat hij een andere functie kreeg: de koning benoemde hem tot Pruisisch gezant in Sint-Petersburg. Enkele jaren later werd hij - eveneens als gezant - overgeplaatst naar Parijs. Gedurende zijn Russische en Franse jaren deed hij veel belangrijke contacten op met machthebbers in Rusland en Frankrijk. Hij won door zijn houding en optreden de achting en de genegenheid van zowel Alexander II van Rusland als van de Franse keizer Napoleon III.

Ministerschap

In 1862 werd hij door koning Wilhelm I naar Berlijn gehaald, wegens een conflict over de legerhervormingen tussen de kamer en de regering. Bismarck werd benoemd tot eerste minister van Pruisen en loste het probleem op. Dat deed hij overigens niet met overleg, maar met intimidatie en juridische goochelarij. In dat conflict was hij erin geslaagd om aan het regeringsstandpunt vrijwel geen concessies te doen. Al snel na dit succes overheerste Bismarck de Pruisische koning geheel en wist steeds zijn zin door te drukken. Nominaal was de koning de machthebber maar achter de schermen trok Bismarck aan de touwtjes. Gedurende de jaren die volgden ging hij zich geheel toeleggen op de formatie van een nieuwe Duitse Bond; een federatie zónder Oostenrijk. Dit doel bereikte hij door middel van een drietal korte oorlogen.

Oorlogen

Bismarck als de IJzeren Kanselier, met een Pickelhaube op het hoofd (1880)

De eerste was de Duits-Deense Oorlog om de hertogdommen Sleeswijk en Holstein in 1864. Na een succesvolle beëindiging van deze oorlog brak er onenigheid uit tussen Pruisen en Oostenrijk over het bestuur van deze gebieden. Dit conflict, plus de Pruisische weigering om Oostenrijk toe te laten tot de tolunie, leidde uiteindelijk in 1866 tot oorlog tussen Pruisen en Oostenrijk. Gedurende deze oorlog drong het Pruisische leger diep door op Oostenrijks gebied en na zes weken vroeg de Oostenrijkse regering een wapenstilstand aan. Dit werd door Bismarck onmiddellijk gehonoreerd en spoedig werd de vrede getekend in Olmütz, met als vrijwel enige bepaling dat de Duitse Bond werd opgeheven.

Bismarck ging nu over tot de formatie van een nieuwe Duitse Bond, zonder Oostenrijk. Deze nieuwe federatie moest nu geen 'statenbond' meer zijn, maar een 'bondsstaat'. De grondwet die Bismarck nu liet invoeren is nog in grote lijnen dezelfde als die van de tegenwoordige Duitse Bondsrepubliek. Vanaf 1867 was er een Noord-Duitse Bond (Beieren en enkele kleinere Zuid-Duitse staten deden nog niet mee), waarvan de Pruisische koning president was en de Pruisische minister-president de functie kreeg van Bondskanselier. Het gezantencollege in Frankfurt werd opgeheven en er kwam een Bondsregering voor in de plaats die zetelde in Berlijn, de hoofdstad van Pruisen. Als parlement kwamen er een Bondsdag (afgevaardigden van de bevolking) en een Bondsraad (afgevaardigden van de deelstaten). Voor Zuid-Duitsland organiseerde Beieren ongeveer een zelfde soort Bond maar Bismarck zocht ondertussen naar een manier om de zuidelijke staten aan te sluiten bij zijn Noord-Duitse bond. Al snel kreeg hij een gelegenheid hiervoor als op een presenteerblaadje aangeboden.

Frans-Duitse Oorlog

In Frankrijk was enige ongerustheid ontstaan over deze enorme Pruisische machtsexplosie. Een nationalistische regering die in 1868 in Parijs aantrad nam iedere gelegenheid te baat om zich tegenover het nieuwe Pruisen te profileren. Een uitgelezen mogelijkheid daartoe was een troonopvolgingskwestie in Spanje: daar was de laatste telg van het heersende koningshuis Isabella II van Spanje verdreven van de troon. Er was een nieuwe dynastie nodig en verschillende koningshuizen van Europa meenden rechten op de Spaanse troon te hebben en stelden kandidaten voor. Ook een familielid van de Pruisische koning had zich kandidaat gesteld voor de vacante Spaanse troon. De Franse regering eiste echter dat deze kandidatuur ingetrokken zou worden en verzocht in een telegram aan koning Wilhelm I van Pruisen dat hij nooit meer zijn goedkeuring zou geven over een dergelijke kandidatuur. Bismarck zag onmiddellijk de mogelijkheden in van deze situatie om alle Duitse staten achter zich te krijgen: hij bracht dit telegram, later bekend als het Emser Depesche, naar buiten als een provocatie aan alle Duitse staten en stuurde het in iets aangedikte vorm naar de krant. De rest ging vanzelf: de publieke opinie, in die tijden zeer nationalistisch, gistte van verontwaardiging en in beide landen, Frankrijk en Duitsland ontstond een gevaarlijke oorlogsstemming, die uiteindelijk uitliep op de Frans-Duitse Oorlog van 1870-1871. Tijdens deze oorlog sloten, zoals Bismarck had gehoopt, de Zuid-Duitse staten zich inderdaad aan bij de Noord-Duitse Bond om de 'Franse brutaliteit af te straffen'. Ook nu weer bleek de superieure slagkracht van de Pruisische oorlogsmachine en binnen een jaar was Frankrijk verslagen. De publieke opinie in de Duitse staten bereikte een ongekende euforische hoogte.

Anton von Werner: Proclamatie van keizer Wilhelm I. (Oprichting van het Duitse Rijk) op 18 januari 1871 met Bismarck als centraal figuur in een wit uniform in de Spiegelzaal van Versailles

Bismarck wist dat hij zijn doel bereikt had en nu restte nog de laatste stap die nog maar een formaliteit was: op 18 januari 1871 werd feestelijk het nieuwe Duitse Keizerrijk uitgeroepen in de spiegelzaal van het paleis van Versailles; het prestigieuze huis van de al zo goed als verslagen vijand. De Noord-Duitse grondwet bleef van kracht, alleen de benamingen veranderden: President werd Keizer, Bondsdag werd Rijksdag en Bondskanselier werd Rijkskanselier.

Bismarck als Europees diplomaat

Na de oorlog beseft hij dat de annexatie van Elzas-Lotharingen zou leiden tot een nieuw conflict met Frankrijk. Daarom werd in 1873 het Driekeizerrijk uitgeroepen. Duitsland, Rusland en Oostenrijk-Hongarije beloofden elkaar samen te werken bij bedreiging van buitenaf.

Duitsland organiseerde deze belofte na de annexatie van Elzas-Lotharingen om te verhinderen dat Frankrijk ooit een grootmacht zou worden en een bedreiging zou kunnen vormen.

Deze oorlogen en de gevolgen die eruit voortvloeiden zijn ondenkbaar zonder Bismarck. Hij is misschien niet de enige, maar wel verreweg de voornaamste regisseur van de gebeurtenissen van de jaren 1860 geweest. Na de Frans-Duitse oorlog trad hij op als bemiddelaar bij andere Europese conflicten zoals tussen Engeland, Oostenrijk, Turkije en Rusland over de Balkan en de Middellandse Zee. In 1878 organiseerde hij een congres in Berlijn, waarmee voor enkele decennia de vrede in het explosieve gebied gewaarborgd werd.

Tijdens het Congres van Berlijn in 1878 werd onder zijn leiding de zogenaamde “Oosterse kwestie” opgelost. De Franse expansieplannen in Afrika werden aangekaart. Groot-Brittannië en Italië klaagden over de Russische invloed in de Middellandse Zee. Oostenrijk-Hongarije was ongelukkig met de Russische uitbreiding in de Balkan.

Bismarck bemiddelde en Groot-Bulgarije werd verdeeld onder Turkije, Servië en Roemenië. Zuid-Bulgarije werd aan de Turkse sultan teruggegeven. Oostenrijk-Hongarije werd tot ongenoegen van Servië belast met het toezicht op Bosnië en Herzegovina. Tegen de wil van Turkije nam Groot-Brittannië Cyprus in bezit. Als compensatie voor het Russische verlies werd haar de Kaukasus aangeboden. En omdat Frankrijk hier een probleem in zag werd hen Tunis aangeboden. De wereld was heringedeeld.

Toen de Russische tsaar in 1879 protesteerde tegen Duitsland, dat volgens hem altijd de kant van Oostenrijk-Hongarije koos, besloot Bismarck op 7 oktober een geheim militair verdrag te sluiten met Rusland waarin hij beloofde dat Duitsland neutraal zou blijven bij een aanval van Oostenrijk-Hongarije op Rusland.

Bismarck in 1886 in zijn kantoor

Rusland verliet in 1887 de Driekeizerbond door de verslechterde verhouding met Duitsland. Bismarck bood de Russen het “rugdekkingsverdrag” aan waarin hij de Duitse neutraliteit beloofde indien Rusland aangevallen zou worden door Oostenrijk-Hongarije. Hij hield dit verdrag wel verborgen voor Oostenrijk-Hongarije.

Op binnenlands terrein was hij minder succesvol. Hij was intelligent genoeg om te beseffen dat de toenemende industrialisatie de wereld ingrijpend aan het veranderen was; daar richtte hij zich ook wel op in zijn economische politiek. Hij had echter weinig oog voor de sociale en maatschappelijke gevolgen die dat met zich meebracht. Als oerconservatieve edelman bestreed hij ieder streven naar emancipatie; vooral die van katholieken en die van arbeiders.

Tijdens de Kulturkampf wilde hij de katholieke pers inbinden door middel van allerlei censuur op bladen. De arbeiders probeerde hij monddood te maken met aan de ene kant 'socialistenwetten' (verbod op socialistische partijvorming) en aan de andere kant met verregaande wetgeving op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs en bejaardenzorg. Tevens voerde hij het algemeen mannenkiesrecht voor de Rijksdag in; alhoewel hij ervoor waakte dat de Rijksdag bevoegdheden kreeg over cruciale onderwerpen.

Tekening van John Tenniel in het satirisch tijdschrift Punch, maart 1890. Loods Bismarck verlaat het schip terwijl de kapitein Wilhelm II hem nakijkt.

In 1890 kwam er een nieuwe keizer, Wilhelm II, die zich wilde profileren als een krachtig en zelfbewust staatshoofd. Bismarck liep hem daarbij in de weg en daarom moest deze, ook gezien zijn leeftijd, het veld ruimen. Hij werd opgevolgd door graaf Leo von Caprivi. Bismarck kreeg als afscheid een landgoed, een hertogentitel en een zetel in de Rijksdag, die hij overigens niet meer gebruikte. Hij stierf in 1898 op zijn slot Friedrichsruh.

Beoordeling

Bismarck-Monument, Hamburg

Bismarck was in de politiek een einzelgänger. Hij was een volstrekte conservatief, maar kon samenwerken met allerlei soorten partijen en politici, wanneer hem dat zo uitkwam. Zelf noemde hij zich een 'Realpolitiker': een realistische politicus die van de geboden mogelijkheden gebruik maakte. In dat opzicht was hij weinig principieel en voor hem heiligde het doel altijd de middelen. Zijn wijze van regeren was autoritair en vaak ook confronterend. Toen hij als minister-president van Pruisen aantrad, provoceerde hij de liberale afgevaardigden bij zijn eerste rede met de uitspraak dat politieke doelen niet verwezenlijkt konden worden met meerderheidsbesluiten en redevoeringen, maar 'durch Blut und Eisen', met andere woorden: door geweld.

Op het terrein van de buitenlandse politiek streefde hij op een uitgesproken wijze naar een veiligheidsbeleid. Duitsland was een nieuwkomer in het Europese machtsspel en door dit nieuwe Duitsland waren de krachtsverhoudingen tussen de traditionele grote mogendheden, Frankrijk, Oostenrijk, Groot-Brittannië en Rusland, volledig overhoop gehaald. Duitsland werd bewonderd, maar ook gevreesd en gewantrouwd. Niemand die dit beter begreep dan Bismarck. Daar kwam bij dat Duitslands geografische positie hoogst ongunstig was; het grensde aan maar liefst drie andere grootmachten en het was van het allergrootste belang dat de relaties met deze grootmachten goed bleven. Als Bismarck dan toch een oorlog begon dekte hij zich diplomatiek altijd in bij andere grootmachten; wanneer de oorlog eenmaal was uitgebroken moest de vijand constateren dat hij alleen stond. Desondanks duurden oorlogen die Bismarck voerde altijd kort; er mocht geen ruimte ontstaan voor rancune. Daardoor kon Bismarck relatief kort na de oorlog van 1866 weer goede relaties aanknopen met Oostenrijk en uiteindelijk een bondgenootschap aangaan.

Alleen met Frankrijk, bij de nasleep van de Frans-Duitse oorlog, had hij een 'misrekening' gemaakt. Na de Frans-Duitse oorlog moest Frankrijk Elzas-Lotharingen aan het nieuwe Duitsland afstaan. Bismarck stond daar zelf eigenlijk niet achter, hij had immers zijn doel - de Duitse eenheid - bereikt en wilde de verslagen Fransen ook niet te veel vernederen, maar kon - vooral onder de grote druk van de Pruisische generaals en de Duitse publieke opinie - niet veel anders. Hij ging er van uit dat de Fransen uiteindelijk toch wel zouden berusten in het verlies van dit van oorsprong Duitstalige gebied (grotendeels Frans bezit sinds 1648). Dat gebeurde echter niet; de Fransen bleven wrokken hierover en de betrekkingen tussen Frankrijk en Duitsland zijn tot na de Eerste Wereldoorlog dan ook niet meer genormaliseerd. Bismarck heeft er toen in zijn buitenlandse beleid naar gestreefd om Frankrijk politiek te isoleren van alle andere grote mogendheden. Dat is hem - zo lang hij regeerde - dan ook wel gelukt.

Het veiligheidsprincipe van het nieuwe Duitsland stond heel hoog op de agenda. Er waren twee manieren om die politiek gestalte te geven: Duitsland kon streven naar harmonieuze verhoudingen met de buurlanden of Duitsland kon met intimidatie en machtspolitiek de anderen afschrikken. Bismarck koos voor de eerste optie, zijn opvolgers voor de tweede.

Bismarck was verder geen voorstander van kolonisatie. Toen in Versailles het Duitse Rijk werd gesticht was de wereld allang verdeeld onder de toenmalige grootmachten. Actieve kolonisatiepolitiek zou immers vooral Engeland in de wielen rijden, reden genoeg om ervan af te zien. Alhoewel Bismarck een felle tegenstander was van kolonisatie, riep hij toch enkele handelskolonies uit tot protectoraten van het Duitse Rijk. Het ging om Togoland, Kameroen, Duits Zuidwest-Afrika en Duits Oost-Afrika. Hierin mag men absoluut geen idealistische nog imperialistische doelstellingen herkennen. Het ging hier om een daad van puur zelfbehoud van Bismarck. De kroonprins - en dus troonopvolger van Wilhelm I - Friedrich III had erg liberale standpunten en streefde naar een liberale binnenlandse politiek. De kroonprins zou ook van plan zijn geweest om toenadering te zoeken tot Het Verenigd Koninkrijk, dat ook een liberale koers voer. Bismarck zag hier terecht een bedreiging voor zijn positie als rijkskanselier. Hij moest dus om Friedrich III en de liberalen tegen te gaan, een anti-Britse sfeer veroorzaken in Het Duitse Keizerrijk. Door te koloniseren en de Duitse Oorlogsvloot uit te bouwen, streek Bismarck het Verenigd Koninkrijk echt wel in de haren. Het resultaat was een agressievere houding van het Verenigd Koninkrijk ten aanzien van het Duitse Keizerrijk. Uiteraard ontstond er als reactie een anti-Britse publieke opinie in Duitsland, hetgeen zich ook politiek vertaalde. Toen Friedrich III ongeneeslijk ziek werd - en dus niet in staat was om zijn vader op te volgen - was Bismarck zeker van zijn positie binnen het rijk. Hierdoor viel ook de noodzaak van koloniseren weg. Bismarck trok zich dan ook snel terug uit het koloniale wespennest van de negentiende eeuw. Na Bismarck echter ging het roer geheel om. De Duitse politiek ging steeds meer streven naar machtspolitiek en een manier om aan Europa de hegemonie op te leggen. Ook voor de opvolgers van Bismarck was dit niets anders dan een vorm van 'veiligheidsstrategie', maar het psychologische effect was averechts. Niet alleen door het steeds grotere economische overwicht van Duitsland (tussen 1880 -1890 had Duitsland de industriële koppositie van Engeland overgenomen) maar ook door de ondoordachte uitlatingen van Wilhelm II en diens overspannen vlootpolitiek werden de andere grootmachten steeds wantrouwiger en bezorgder. Deze werden door het Duitse optreden geleidelijk aan in elkaars armen gedreven, waardoor de Eerste Wereldoorlog haar schaduwen vooruit kon werpen.

Huwelijk en kinderen

Otto von Bismarck was sinds 1847 gehuwd met Johanna von Puttkamer. Uit dit huwelijk werden drie kinderen geboren: Marie (1847-1926), Herbert (1849–1904) en Wilhelm (1852-1901).

Voorganger:
Adolf zu Hohenlohe-Ingelfingen
Minister-president van Pruisen
Regering-Bismarck I
1862-1872
Opvolger:
Albrecht von Roon
Voorganger:
Albrecht von Bernstorff
Minister van Buitenlandse Zaken van Pruisen
Regering-Bismarck I/Regering-Roon/Regering-Bismarck II
1862-1890
Opvolger:
Herbert von Bismarck (a.i.)
Voorganger:
Albrecht von Roon
Minister-president van Pruisen
Regering-Bismarck II
1873-1890
Opvolger:
Leo von Caprivi
Voorganger:
--
Rijkskanselier
Regering-Bismarck
1871-1890
Opvolger:
Leo von Caprivi
Voorganger:
Karl von Hoffmann
Minister van Handel van Pruisen
1880-1890
Opvolger:
Hans von Berlepsch

Sjabloon:Navigatie kanseliers Duitsland

Zie de categorie Otto von Bismarck van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.