[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

Bosbijproducten

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Ivory (overleg | bijdragen) op 29 sep 2011 om 08:02. (Sociaal-economisch belang: sp)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Bamboe is een heel belangrijk niet-hout bosproduct
Eetbare paddenstoelen als voorbeeld van een niet-hout bosproduct

Niet-Hout Bosproducten (Non-Timber Forest Products, NTFPs) zijn alle producten afkomstig uit bossen met uitzondering van hout. Voor de meeste bossen is hout het belangrijkste bosproduct, maar bossen produceren ook een grote diversiteit aan andere producten: de niet-hout bosproducten. Vooral in ontwikkelingslanden kunnen niet-hout bosproducten een belangrijke bron van inkomsten zijn.

Definities

In de Engelse benaming wordt nog een onderscheid gemaakt tussen hout en timmerhout, men spreekt dan van ‘non-wood forest products’ (NWFP): alles behalve hout, en ‘non-timber forest products’ (NTFP): alles behalve timmerhout, maar inclusief brandhout en klein hout voor bijvoorbeeld het maken van gereedschap.

Niet-hout bosproducten zijn erg divers en de term wordt op verschillende manieren geïnterpreteerd. Sommige definities refereren alleen aan plantaardig materiaal, andere omvatten alle biologisch materiaal: planten, dieren of delen daarvan. Sommige definities refereren alleen aan producten uit natuurlijke ecosystemen, andere tellen ook producten mee uit halfnatuurlijke of door de mens aangelegde systemen, zoals boslandbouwsystemen en zelfs bosaanplantingen.

Enkele veelgebruikte definities uit de literatuur:

  • “Al het biologische materiaal (anders dan industrieel rondhout) dat kan worden geoogst uit bomen in natuurlijke ecosystemen, beheerde bosaanplantingen en boslandbouwsystemen, dat wordt gebruikt voor zelfvoorziening, handel, of voor sociale, culturele of religieuze doeleinden." (Wickens, 1991).
  • “Producten van biologische oorsprong, andere dan hout, afkomstig uit bossen, andere beboste gebieden en bomen buiten bossen” (FAO, 1999).

Onder niet-hout bosproducten vallen eetbare plantproducten (zoals groenten, fruit, paddenstoelen, kruiden, veevoer), niet-eetbare plantproducten (zoals sierplanten, bamboe, rotan, brandhout, klein constructiemateriaal), eetbare dierproducten (zoals wild, vis, honing, eieren), niet-eetbare dierproducten (zoals trofeeën, veren, hoorn, bijenwas, lak), medicinale producten (zowel plantaardig als dierlijk), en extracten en exsudaten (zoals etherische oliën, hars, latex, verf) (De Beer & McDermott, 1996).

Sociaal-economisch belang

Niet-hout bosproducten worden geoogst voor zelfvoorziening of voor commerciële doeleinden. Wereldwijd zijn enkele miljoenen huishoudens sterk afhankelijk van niet-hout bosproducten voor hun levensonderhoud en/of inkomen. Zo'n 80 procent van de bevolking in ontwikkelingslanden gebruikt niet-hout bosproducten voor voeding, gezondheid en constructiemateriaal. Vooral landloze boerenfamilies en vrouwen uit arme gezinnen zijn afhankelijk van niet-hout bosproducten voor huishoudelijk gebruik en inkomen (FAO, www.fao.org/forestry/nwfp/6388/en). Daarnaast spelen niet-hout bosproducten ook een rol in het culturele en spirituele leven.

Waardevolle soorten worden vaak beschermd bij kleinschalige bosontginning en opgenomen in de landbouwvelden, of zelfs gecultiveerd in bijvoorbeeld de erftuinen. Door verkoop op lokale markten (vaak kleinschalig) kunnen de producten ook zorgen voor wat inkomen. Sommige producten ondergaan eerst een bewerking, zoals drogen, vermalen of persen. Deze huishoudelijke of lokale bedrijvigheid levert een toegevoegde waarde aan de producten (Ros-Tonen & Wiersum 2005).

Toegang tot niet-hout bosproducten ondersteunt de plattelandsbevolking in het verbreden van hun basis van levensonderhoud en vermindert hun blootstelling aan risico’s in tijden dat er geen landbouwproductie kan plaatsvinden. Inkomsten uit bosproducten zijn vaak belangrijk als aanvulling op andere inkomsten, bijvoorbeeld wanneer de landbouwproductie in de loop van het jaar tekortschiet voor de zelfvoorziening. Ook worden inkomsten uit bosproducten vaak gebruikt om te investeren in landbouw (bijvoorbeeld door zaden te kopen of arbeid in te huren voor de teelt) of werkkapitaal te genereren voor marktactiviteiten (Marshall et al, 2006).

Daarnaast leveren sommige niet-hout bosproducten grondstoffen voor meer grootschalige industriële verwerking. Een deel van deze producten is een belangrijk exportproduct. Anno 2011 zijn tenminste 150 niet-hout bosproducten belangrijk in internationale handel, zoals honing, Arabische gom, rotan, bamboe, kurk, noten, champignons, harsen, etherische oliën en plantaardige en dierlijke onderdelen voor farmaceutische producten (www.fao.org/forestry/nwfp/6388/en). Sommige van de producten worden in het bos verzameld, maar andere zijn geleidelijk gedomesticeerd en worden in gemengde bos-landbouwsystemen (agroforestry-systemen) of bosaanplantingen verbouwd. In tegenstelling tot de lokaal gebruikte niet-hout bosproducten is de handel in deze producten vaak in handen van commerciële bedrijven en onderworpen aan een vergunningstelsel.

Niet-hout bosproducten zijn niet alleen van sociaal-economisch belang voor lokale huishoudens of eigenaren van commerciële bosaanplantingen, maar hebben ook een meer algemeen belang. Ze dragen ook bij aan duurzame ontwikkeling, behoud van bossen en biodiversiteit, en het bevorderen ondernemingen ter verbetering en diversificatie van lokale economieën (Falconer, 1996, Wollenberg & Ingles, 1998).

Gebruikers van niet-hout bosproducten

Gebruikers van niet-hout bosproducten kunnen worden onderverdeeld in drie groepen (Ruiz-Perez et al., 2004):

  1. Specialisatie: gebruikers die niet-hout bosproducten als belangrijkste bron van inkomsten hebben. In veel gevallen zijn het boeren die niet-hout bosproducten bijna als gewassen beheren; zij telen de producten in plantages of beheren ze intensief in het bos. Zij verkopen de producten op formele markten, soms na een eerste verwerking. In andere gevallen betreft het contractanten die van elders komen. De boeren hebben over het algemeen het land in eigendom en wonen in goed ontsloten gebieden met goede toegang tot de markten. Zij zijn de relatief rijkere boeren.
  2. Zelfvoorziening: gebruikers voor wie niet-hout bosproducten een aanvulling zijn op hun dieet en inkomsten opleveren om de kosten van levensonderhoud te kunnen betalen. Ze verzamelen niet-hout bosproducten uit natuurlijke bossen die niet intensief worden beheerd. Het zijn meestal boeren die veel armer zijn dan de eerste groep. Bosproducten vormen een soort natuurlijke verzekering (vangnet) voor deze mensen in slechtere tijden. Deze boeren wonen vaak in afgelegen gebieden. Veelal behoren zij tot inheemse volkeren, die voor hun levenswijze in belangrijke mate van bossen afhankelijk zijn.
  3. Diversificatie: gebruikers die productie voor zelfvoorziening en verkoop integreren en waarvoor niet-hout bosproducten een deel van het totale inkomen van het huishouden genereren. Dit betreft vaak boeren die in traditionele landbouwgebieden wonen. Zij vallen tussen de eerste en de tweede groep voor wat betreft inkomen en beheer van de niet-hout bosproducten. De producten die ze verzamelen of produceren vertegenwoordigen een essentieel onderdeel van hun inkomen, hetgeen bijdraagt aan de diversificatie en risicospreiding van het gezinsinkomen.

Referenties

  • De Beer, J.H. and McDermott, M. 1996. The economic value of non-timber forest products in Southeast Asia. Netherlands Committee for IUCN, Amsterdam. Second revised version.
  • FAO 1999. Non-Wood Forest Products for rural income and sustainable forestry. FAO, Rome.
  • Falconer, J. 1996. Developing Research Frames for Non-Timber Forest Products: experience from Ghana. In: M. Ruiz Pérez, and J. E. M. Arnold, eds., Current Issues in Non-timber Forest Products Research. Centre for International Forestry Research, Bogor, Indonesia (pp 143-160).
  • Marshall, E., Schreckenberg, K. and Newton, A.C. (eds) 2006. Commercialisation of Non-timber Forest Products: Factors Influencing Success. Lessons Learned from Mexico and Bolivia and Policy Implications for Decision-makers. UNEP World Conservation Monitoring Centre, Cambridge, UK. http://quin.unep-wcmc.org/forest/ntfp/outputs.cfm
  • Ros-Tonen, M.A.F. & Wiersum, K.F. 2005. The scope for improving rural livelihoods through non-timber forest products: an evolving research agenda. In: Forest, Trees and Livelihoods 15 (2005)2. - ISSN 1472-8028 - p. 129 - 148.
  • Ruiz-Pérez, M. et al. 2004. Markets Drive the Specialisation Strategies of Forest Peoples. In: Ecology and Society 9(2): 4. http://www.ecologyandsociety.org/vol9/iss2/art4
  • Wickens, G.E. 1991. Management issues for development of non-timber forest products. Unasylva 42(165): 3-8.
  • Wollenberg, E. and Ingles, A. (eds) 1998. Incomes from the Forest: Methods for the Development and Conservation of Forest Products for Local Communities. CIFOR, IUCN, Bogor, Indonesia.