[go: nahoru, domu]

Naar inhoud springen

Kasteel Borgharen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door 62.58.16.59 (overleg) op 8 mrt 2011 om 15:57. (Het heden)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Kasteel Borgharen. Rechts de hoektoren waarvan de torenspits na blikseminslag is verdwenen
Kasteel Borgharen, poortgebouw

Kasteel Borgharen is een kasteel gelegen ten noorden van Maastricht in het gelijknamige dorp Borgharen. De locatie aan de Maas is geen toeval, want in de vroege Middeleeuwen was op dit punt een goede mogelijkheid geboden om tol te heffen op het scheepvaartverkeer van en naar Maastricht.

Naamgeving

De naam van het kasteel is afgeleid aan de familie Haeren, de bouwers van wat eens het begin was van het huidige kasteel. Deze familie heeft haar naam op haar beurt ontleend aan de godin Hariassa die in de Romeinse tijd werd vereerd aan de oevers van de Maas. Het kasteel is in vroegere tijden ook onder naam Ophaeren bekend geweest. Het dorp Borgharen is naar het kasteel genoemd.

Beschrijving van het kasteel

Het huidige kasteel is een geheel omgracht complex met als middenvleugel een 17e eeuws halfrond hoofdgebouw in barokke stijl, geflankeerd door twee vierkante torens. Op elk van deze torens sluit een lange zijgevel aan, gebruikt als dienstvleugel. De basis van het hoofdgebouw is een 12e eeuwse vierkante woontoren met een in de 13e eeuw toegevoegde schildmuur. De onderbouw, kelders en de half ronde ringmuur gemaakt uit breuksteen zijn als restanten nog duidelijk herkenbaar in het huidige kasteel. Het hoofdgebouw kreeg in 1785 een met een mergelbekleding uitgevoerd classicistisch uiterlijk en werd voorzien van een hardstenen bordes met dubbele trap. In het balkonhek zijn de wapens van de families De Rosen en Van Buel verwerkt. De zware paviljoentorens en de lagere dienstvleugels zijn in Maaslandse renaissance stijl opgetrokken.

Inwendig zijn een aantal in Lodewijk XVI-stijl ingerichte kamers; de ovale Blauwe kamer, de Roze Kamer als eetzaal, een Chinese kamer met schilderingen, een Chambre Romaine met pseudoPompeiaanse schilderingen en de Grande Salon met schilderingen van de Lovinfosse. Verder is er een neogotisch ingerichte archiefkamer en een Lodewijk XV-stijl balustertrap in de hal.

Bij het kasteel liggen nog een kasteelhoeve uit de laat 17e eeuw en, aan het begin van de oprit, een poortgebouw met helmdak en een ronde traptoren, ontworpen door P.J.H. Cuypers en uitgevoerd in neorenaissance stijl. Rond het kasteel is een tuin in vroege landschapsstijl, aangelegd in 1790. De brede gracht wordt gevoed door de Canjelbeek.

Vroege geschiedenis

Toen het Karolingische Rijk van Karel de Grote na zijn dood (28 januari 814) uit elkaar begon te vallen was er al sprake van een eerste vermelding van Borgharen. In die tijd maakten de Noormannen de omgeving van Maastricht onveilig, hetgeen reden was om deze stad te gaan beschermen door in de omgeving een aantal verdedigingswerken te bouwen. Zo werd eind negende eeuw, op een strategisch punt aan de Maas, de verdedigingstoren van Borgharen gebouwd in de vorm van een vierkante, versterkte toren, een "Donjon". Deze toren was toen in het bezit van de heren van Valkenburg en beschermde de westgrens van hun heerlijkheid en beheerste de toegang tot Maastricht. Zij benoemden de Ridders van Haeren als hun leenmannen en als vaste bewoners van het kasteel hieven zij namens de heren van Valkenburg tolgelden aan passerende handelaren en schepen op de Maas. Toen de tolgelden alsmaar hoger werden en de ridders zelfs overgingen tot berovingen werd er ingegrepen door de prins-bisschop van Luik Adolf van der Mark. Hij stuurde een leger op strafexpeditie naar Borgharen. Het kasteel werd verwoest en in brand gestoken. Alle bewoners kwamen om in de brandende puinhopen. Slechts een van de bedienden wist te ontkomen door in het Frans de soldaten ervan te overtuigen dat hij in opdracht van de prins-bisschop diens bed uit het kasteel moest weghalen.

De late geschiedenis

De nieuwe eigenaar werd de hertog van Brabant. Na enkele jaren gaf hij het kasteel weer in leen aan de familie van Haeren nadat deze weer door de hertog in genade was aangenomen. Het kasteel werd weer opnieuw opgebouwd, maar werd andermaal verwoest in 1483. In 1555 werd de oude ringmuur opgehoogd in mergelsteen, de middentoren werd omgebouwd tot trappenhuis voor de hierom gelegen vertrekken en de hoektorens werden opgetrokken. De achtereenvolgende nieuwe bewoners zorgden ervoor dat het kasteel werd uitgebreid en aangepast aan hun behoeften en de moderne tijd. Desondanks was kasteel in 1760 behoorlijk vervallen en begon de toenmalige eigenaar Baron Charles-Servais De Rosen, heer van Repen en Engis, aan een grondige restauratie en kreeg het kasteel zijn huidige uiterlijk. In 1762 kwam De Rosen echter te overlijden. In 1776 werd de middentoren verlaagd tot onder het nieuwe mansardedak en in 1785 kreeg de voorgevel zijn neoclassicistische uiterlijk. Hierin had de beroemde architect Mathias Soiron een belangrijke hand. In 1855 werd door Baron Selys Longchamps de renovatie en verfraaiing van het kasteel voltooid en voorzien van het huidige poortgebouw.

Nadien zijn er nog nauwelijks grote wijzigingen aan het kasteel doorgevoerd en verliep de geschiedenis van het kasteel aanmerkelijk rustiger dan in de middeleeuwen.

Bewoners

De bewoners en bouwers van het eerste kasteel in de middeleeuwen waren de ridders van Haeren. De familie van Haeren had een hoog aanzien in de omgeving. Adam van Haeren leefde omstreeks 1174-1244. In 1202 wordt in een regest van het klooster st.Gerlach te Houthem vermeld; Hendrik van Wassenberg (gehuwd met Sophie van Gelre), (was de zoon van Hendrik III de oude van Limburg) dienst zoon Adam Pincerna (The "Pincerna" a function at a Medieval Noble Court) van Haeren in 1228, diens broer Goswines (van Haesdal, Heer van Haesdal 1217, Ministeriaal van st. Gerlach), mede ondertekenaar Hendrik III van Limburg. Hij was Vazal en Ministeriaal van Theodor van Valkenberg v.a. 1217 - 1244, Heer van Borgharen, Voogd van Maastricht 1194 en voogd van de Proosdij van Meerssen. Uit het verworven voogdijschap van Maasticht kan afgeleid worden dat hij gehuwd was met de dochter van de vorige voogd van Maastricht Gerard I van Loon(1175-1194) . Adam had ook nog een zus nl. Sophie van Limburg die gehuwd was met Friedrich II van Isenburg-Altena (Graaf van Isenberg-Altena en Gut Stirum). Later zien we dat graaf Jan Hoen van Hoensbroeck huwde met een dochter van Haeren en zij schonken op hun beurt aan hun dochter een kasteel dat kasteel Haeren werd genoemd. De naam van de ridders van Haeren bleef echter verbonden aan Borgharen tot hun kleindochter huwde met ene Arnold van Hamal van Elderen, bevriend met de hertog van Brabant. Mede hierdoor en op zijn inspraak werd het riddergoed verheven tot een heerlijkheid. Door vererving kwam het kasteel in bezit van de gereformeerde Herman Scheiffart van Merode. Na beëindiging van de Tachtigjarige Oorlog werd Borgharen dan ook aan de Verenigde Provinciën toebedeeld en werd de kerk van Borgharen protestants. De plaatselijke bevolking nam dit echter niet en de kerk moest het ontgelden. Pas na de Franse Inval in de Nederlanden in 1672 werd Borgharen weer katholiek en kwamen er nieuwe heren in Borgharen. De eerste was de familie Philibert Van Isendorn à Blois. Deze Philibert overleed in 1667 en ligt met een aantal andere familieleden in de grafkelder van Borgharen, waardoor zij blijvende bewoners van het kasteel zijn. Van de beide families Isendorn à Blois en De Agris is in de toegangsbrug een steen ingemetseld met daarop de familiewapens.
De volgende families waren Van der Heyden à Blisia 1680 tot 1732, De Rosen tot 1850, vicomte de Brigode de Kemlandt, Michael Fedinand de Sélys Lonchamps tot 1911, vervolgens weer De Rosen (door huwelijk met een dochter van Lonchamps) en tenslotte baron De Moffarts tot 1953.

Het heden

In 1953 werd het kasteel eigendom van de Amsterdamse hoteleigenaar de Cocq. Tegenwoordig is het kasteel Borgharen in bezit van de heer H. Veenhuizen een antiquair en restaurateur en zijn echtgenote E.J. van Paeschen. Ze kochten het ernstig verwaarloosde kasteel in 1975 en redden het van de ondergang. Het interieur had enorm geleden onder vocht en verval. Veenhuizen trok de stoute schoenen aan en begon aan een levenswerk. Het kasteel kreeg zijn oude glorie volledig terug met behoud van alle Lodewijk stijlelementen. Hij verhuurt een aantal kamers aan toeristen.
Enkele jaren geleden werd de spits van de rechter hoektoren vernield door blikseminslag. Momenteel (2008) staat het kasteel te koop voor 5,5 miljoen euro.